De ontwikkeling van het bewoningspatroon en de infrastructuur

Dorpsstraat Zevenhoven 1925.
Het Zuideinde van Zevenhoven. De foto is in zuidelijke richting genomen, waarbij de fotograaf met zijn rug naar de Dorpsstraat stond gekeerd. Op deze afbeelding is het begin van de straat al geplaveid, maar even verder gaat het plaveisel over in grind.

Tot aan het definitief droogmaken van de Nieuwkoopse en Zevenhovense polders in 1812 was de infrastructuur nog voor een groot deel uit de oorspronkelijke ontginningsopzet af te leiden.
In Zevenhoven werden de boerderijen niet langs de Kromme Mijdrecht, maar aan het andere uiteinde van de kavels gebouwd, zodat het bewoningslint langs de Molenweg, het Zuideinde, de Dorpsstraat en het Noordeinde kwam te liggen. Een zelfde situatie trof men aan zowel in het Blokland, waar de hoeven aan de Bloklandseweg stonden en niet aan de Kromme Mijdrecht en in de Uiterbuurt, waar de boerderijen niet stonden aan de Drecht, maar aan het landinwaarts gelegen uiteinde.

In Nieuwveen vond de bebouwing plaats langs de oude Nieuwveense weg, die liep vanaf de tegenwoordige Kattenbrug tot in het Blokland, en langs de Kerclane, de tegenwoordige Kerkstraat. Deze Kerkstraat ging over in de Schootendijk, waarlangs de bebouwing van het dorp Schoot te vinden was.
In Nieuwveen werd de eerste kerk vermoedelijk in 1306 gesticht aan de Kerclane. Deze kerk zal, net als veel huizen in die tijd, uit hout zijn opgetrokken en bedekt zijn geweest met een rieten dak. In 1349 werd een nieuw kerkje gebouwd, dat was gewijd aan de heilige Anna. Het kerkje diende aanvankelijk meer het bloeiender dorp Schoot dan Nieuwveen. De toren van dit kerkje werd pas in 1359 gebouwd.11 Naast Nieuwveen en Schoot werd ook de Uiterbuurt vanaf dit moment bij deze parochie ingedeeld.12
Ook Zevenhoven, kerkelijk behorend tot de proosdij van Sint Jan, had vermoedelijk in 1290 al een kerk.
Deze kerk moet gestaan hebben op de plek waar tegenwoordig de Hervormde Kerk staat. De Parochie was - en is - gewijd aan de heilige Johannes de Doper.13
De Drecht en de Aar vormden belangrijke vaarwegen waarmee de grote steden Amsterdam, Leiden, Gouda en Rotterdam konden worden bereikt. De tegenwoordige Kattenbrug vinden we al op een kaart uit 1742 terug onder de naam Duyvels Bruch.14 Ook op een kaart van 1575 is al een brug te zien op dezelfde plaats.

De bewoners van de ontginningen hielden zich vanaf het begin, dus in de dertiende eeuw, bezig met akkerbouw en veeteelt. Na een ongetwijfeld moeizame start ontwikkelden akkerbouw en veeteelt zich in onze omgeving voorspoedig en er ontstonden in het veen welvarende ontginningskolonies, boerengemeenschappen die het aanvankelijk weinig moeite kostte het hoofd boven water te houden. Dit valt op te maken uit de hoge bedragen die Nieuwveen aan de graaf van Holland heeft afgedragen aan koren- en lammertienden. Tiende is belasting, bestaande uit een tiende van de oogst, het bezit aan vee enz. Deze tienden staan vermeld op bewaard gebleven grafelijke rekeningen uit 1316, 1343 en 1344. Voorts werden ook visserij en de jacht beoefend.15
De ontginning had echter ook een nadelig effect. Het graven van afwateringssloten leidde tot een daling van het waterpeil, waardoor de veenlaag uitdroogde en begon in te klinken. Tegelijkertijd vond de ook nu nog voortdurende stijging van de zeespiegel plaats. Hierdoor verliep de afwatering van de veenontginningen steeds moeizamer en waren er van tijd tot tijd overstromingen.
Aanvankelijk voorzagen de bossen en bosjes in de omgeving de haarden en stookplaatsen van voldoende brandstof, maar men had ook gemerkt dat het veen een zeer bruikbare brandstof vormde. Om te kunnen voorzien in de steeds toenemende behoefte van de zich, vooral in de steden, uitbreidende bevolking, begon men ook in onze omgeving zo rond het jaar 1300 de veenlaag af te graven. Aanvankelijk werden alleen de bovenste lagen van het veen gedolven, maar na de uitvinding van de baggerbeugel omstreeks 1530, kon ook beneden de waterspiegel het veen opgebaggerd worden. Dit werd slagturven genoemd.
Het veen werd tot turf gestoken op 'steupels' en in de wind en de zon te drogen gezet en vervolgens met zeilschepen naar de steden in de omgeving gevaren.16

Aan het einde van de veertiende eeuw kwam het veenland in onze streek dermate laag te liggen, dat het bedrijven van landbouw en veeteelt economisch zo onrendabel werd dat turfwinning alsmede vogel- en
visvangst de voornaamste middelen van bestaan werden.
Andere factoren die ertoe hebben bijgedragen dat veel boeren overgingen tot veenwinning, waren het dalen van de graanprijzen en de stijgende vraag naar turf in de steden. De welvaart in onze dorpen nam echter zo af dat hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland aan het eind van de veertiende eeuw, besloot de belastingen in Nieuwveen en Zevenhoven te halveren om het vertrek van veel inwoners naar elders een halt toe te roepen.17
Dezelfde hertog Albrecht erkende het al in de dertiende eeuw verleende recht van tolvrij varen van Nieuwveners op de Amstel nog eens nadrukkelijk en bepaalde tevens dat de Nieuwveners ook niet mee hoefden te betalen aan het dure onderhoud van de Amsteldijken.18 In 1396 zorgde hertog Albrecht nog eens voor verlichting van een aantal belastingen. Hij wilde blijkbaar voorkomen dat de grensstreek met het bisdom Utrecht geheel ontvolkt zou raken. Onze streek was in die dagen dus strategisch belangrijk in het graafschap Holland.

De veenwinning zorgde er aanvankelijk voor dat de welvaart terugkeerde in onze dorpen. De Sint Annakerk in Nieuwveen werd in 1559 vervangen door een nieuwe kerk die op dezelfde plaats werd gebouwd als het kerkje uit 1306. Nieuwveen was in die tijd Schoot in welvaart voorbij gestreefd.
De Nieuwveense katholieken wensten nu een andere kerkpatroon. Dit werd Sint Nicolaas, de patroon van de varenden. Deze keuze zou wel eens ingegeven kunnen zijn door het feit dat veel Nieuwveners, net als trouwens veel Zevenhovenaren, de kost verdienden als turfschipper. i
De Sint Nicolaaskerk moet een mooi gebouw zijn geweest. De kerk bezat een fraaie hoge achtkantige toren met een lage spits. De kerk had het uiterlijk van een kruiskerk.19 Achttien jaar na de bouw, in 1578, hebben de katholieken afstand moeten doen van hun kerkje en is de Nicolaaskerk overgegaan in de handen van de Hervormden.

De toenemende welvaart in de Hollandse steden in de zeventiende eeuw, de Gouden Eeuw, deed de vraag naar goedkope energie in de vorm van turf nog stijgen, waardoor steeds meer verveners zich in Nieuwveen en Zevenhoven gingen vestigen.
Als gevolg van het turfsteken ontstonden echter langzamerhand grote en diepe waterplassen. Waar eens het vee graasde en het graan groeide, klotste nu het water van de veenplassen. Afslag van de slappe oevers tijdens stormen maakten deze plassen groter en groter en zo bedreigde het water het weinige land dat was overgebleven. Van overheidswege werden maatregelen genomen om het overstromingsgevaar te beperken door te bepalen dat brede stroken grond langs dijken en wegen niet verveend mochten worden. Van de dorpen in onze omgeving was toen echter niet veel meer overgebleven dan de smalle stroken grond waarop de huizen en wegen lagen. Omstreeks 1750 werd het dorp Schoot verlaten door haar bewoners en kort daarop overspoeld door het water van de veenplassen. Ook de Uiterbuurt onderging een zelfde lot. Op 2 oktober 1748 besloten de Staten van Holland en West-Friesland om Nieuwveen en Zevenhoven voor 15 jaar vrijstelling van belasting te verlenen wegens de hoge kosten van onderhoud van de dijken, die bedreigd werden door de zware golfslag van de uitgeveende plassen.20

In 1773 deden de schouten van Nieuwkoop, Aarlanderveen, Vrijhoeve, Ter Aar, Nieuwveen en Zevenhoven een verzoek aan de Staten van Holland om de toen zo geheten Nieuwkoopschen Poel en de Zevenhovense Plas te mogen droogleggen. Aanvankelijk bleef het bij plannen maken, maar in 1796 besloot het Departementale Bestuur de plannen uit te voeren, omdat men vreesde dat de plassen zich met de Haarlemmermeer zouden verenigen tot een grote binnenzee. Op 1 juli 1799, dus in de Franse Tijd, werd een aanvang gemaakt met de drooglegging.

Molen Buitendijkse Oosterpolder 1900.
Watermolen van de Buitendijkse Oosterpolder. Deze molen werd in 1800 gebouwd en is in 1925 afgebroken. Voor de molen staat molenaar Maarten de Frankrijker met zijn vrouw. Foto ca. 1900.

De kosten voor de drooglegging bedroegen één miljoen gulden. Doordat de droogmakerij gemiddeld vijf meter onder de zeespiegel lag, moesten er achttien vijzelmolens en vier schepradmolens worden gebouwd om de polder droog te maken en droog te houden. In 1809 was de drooglegging zover gevorderd dat de hoger gelegen percelen grond in Amsterdam konden worden geveild, gevolgd in 1812 door de lager gelegen percelen.21 Bij de kopers waren nauwelijks inwoners uit Nieuwveen en Zevenhoven te vinden. Deze oorspronkelijke inwoners zaten financieel volkomen aan de grond. Een uitzondering hierop vormde de schout van Nieuwveen, Clant, die naast zijn betrekkingen als schout en notaris ook nog grote sommen geld als veenbaas had verdiend. Het nieuwe land kwam in handen van grootgrondbezitters die het land verpachtten aan veelal nieuw ingekomen boeren. De drassige polders met als bodemsoort vette zeeklei leverden de nieuwe eigenaren de eerste jaren weinig winst op. Zo wilde de weduwe van een van de eerste eigenaren, Robert Voûte rentenier van Franse afkomst te 's-Gravenhage en eerste dijkgraaf van de nieuwe polders, haar landerijen maar al te graag verkopen aan de bankier Stoop te Amsterdam. Zowel Voûte als Stoop hadden veel geld verdiend aan het uitzetten van Russische leningen in Nederland. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de boerderijen de namen van Russische steden kregen.22
De nieuwe polder werd Nieuwkoopse en Zevenhovense polder genoemd. Akkerbouw en veeteelt konden zich in de nieuwe polders ontwikkelen tot de belangrijkste middelen van bestaan en er kwam weer welvaart in onze streken. Onder Koning Willem I werden de Amstel, de Drecht en de Aar verbreed en verdiept omdat zij een belangrijke schakel vormden in de verbinding Rotterdam-Amsterdam. In 1831 was de welvaart in beide dorpen zo toegenomen dat men over kon gaan tot het vervangen van de kerkgebouwen, die in beide dorpen ernstig vervallen waren geraakt. In Nieuwveen werd de nieuwe hervormde kerk op 22 april 1832 in gebruik genomen. De ingebruikname van de nieuwe kerk van Zevenhoven volgde op 22 januari 1837.23

Adres Oudheidkamer:
Kerkstraat 31, Nieuwveen
Openingstijden:

 Woensdag 10:00 - 12:00 uur (werk-ochtend)
  19:30 - 21:30 uur  
 Zondag 14:00 - 16:00 uur  

Wij respecteren uw privacy.
U vindt HIER onze privacyverklaring.

anbi algemeen nut beogende instelling
 Rek. NL11 INGB 0005 0957 17